Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5344

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803380/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 17 april 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college van gedeputeerde staten) op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college van burgemeester en wethouders) krachtens artikel 83 en 100a van de Wet geluidhinder (oud), bezien in samenhang met artikel 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen (oud), voor veertien woningen hogere grenswaarden vastgesteld voor de geluidbelasting vanwege de aanleg en reconstructie van de Erkenkamp, de Kruisstraat en de Roermondseweg te Tegelen, gemeente Venlo.


Uitspraak

200803380/1. Datum uitspraak: 26 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en 1. het college van burgemeester en wethouders van Venlo, 2. het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 17 april 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college van gedeputeerde staten) op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college van burgemeester en wethouders) krachtens artikel 83 en 100a van de Wet geluidhinder (oud), bezien in samenhang met artikel 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen (oud), voor veertien woningen hogere grenswaarden vastgesteld voor de geluidbelasting vanwege de aanleg en reconstructie van de Erkenkamp, de Kruisstraat en de Roermondseweg te Tegelen, gemeente Venlo. Dit besluit is bij uitspraak van 13 april 2005 in zaak nr. 200306684/1 door de Afdeling vernietigd, voor zover het de woning van [appellanten] betreft. Tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op het door hen tegen het besluit van 17 april 2003 gemaakte bezwaar door het college van gedeputeerde staten, dan wel door het college van burgemeester en wethouders, hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2008, beroep ingesteld. Het college van burgemeester en wethouders en het college van gedeputeerde staten hebben beide een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door ing. J.G.J. Klerken, en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. J.A.D. de Graaf, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellanten] voeren aan dat het college van burgemeester en wethouders en het college van gedeputeerde staten ondanks herhaaldelijke verzoeken van hun kant geen nieuw besluit op hun bezwaarschrift hebben genomen. 2.1.1. Voor zover het beroep van [appellanten] is gericht tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door het college van burgemeester en wethouders, overweegt de Afdeling als volgt. 2.1.2. Ingevolge artikel VII, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder, blijven op besluiten tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting waarvoor de bekendmaking van het voornemen tot het indienen van een verzoek tot het vaststellen van die hogere waarde heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing. De Wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder, is op 1 januari 2007 in werking getreden. Ingevolge artikel 83, eerste lid, in samenhang met artikel 100a, eerste lid, van de Wet geluidhinder, zoals deze artikelen luidden vóór 1 januari 2007, en artikel 2, vierde lid, van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, zoals dat luidde vóór 1 januari 2007, kunnen gedeputeerde staten, voor zover hier van belang, een hogere waarde als hier aan de orde vaststellen. 2.1.4. Het voornemen tot een verzoek om vaststelling van hogere grenswaarden is op 27 november 2002 en 4 december 2002 bekendgemaakt, zodat de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze luidde vóór 1 januari 2007 van toepassing is. Het college van burgemeester en wethouders is daarom in dit geval niet bevoegd om een besluit te nemen op het verzoek om vaststelling van hogere grenswaarden. Nu het college van burgemeester en wethouders deze bevoegdheid mist, mist het ook de bevoegdheid om ten aanzien van dat verzoek een besluit op bezwaar te nemen. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door het college van burgemeester en wethouders, dient het dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. 2.2. Voor zover het beroep van [appellanten] is gericht tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door het college van gedeputeerde staten, overweegt de Afdeling als volgt. 2.2.1. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld. Ingevolge artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt het maken van bezwaar door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het bezwaar of beroep, indien dit is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet aan een termijn gebonden. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het bezwaar- of beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, terwijl ingevolge het derde lid van dit artikel het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het bezwaar- of beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het bestuursorgaan op het bezwaarschrift binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift. 2.2.2. Voor de berekening van de beslistermijn dient in dit geval te worden uitgegaan van de datum van verzending van de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling, te weten 13 april 2005. Het college van gedeputeerde staten heeft een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb ingesteld. Het was - nu voorts niet is gebleken dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 7:10, tweede, derde of vierde lid van de Awb - gehouden om binnen tien weken na 13 april 2005 - te weten 22 juni 2005 - een besluit te nemen. Nu het binnen deze termijn niet op het bezwaarschrift heeft beslist, heeft het niet tijdig een besluit genomen. Het beroepschrift is echter bijna drie jaar na het verlopen van de beslistermijn ingediend. Uit de stukken blijkt niet dat [appellanten] het college van gedeputeerde staten regelmatig hebben verzocht om een nieuw besluit te nemen. Eerst in augustus 2007 hebben [appellanten] zowel het college van gedeputeerde staten als het college van burgemeester en wethouders gemaand een nieuw besluit op hun bezwaarschrift te nemen. Uit de opstelling van [appellanten] tot augustus 2007 kan worden afgeleid dat zij in de jaren daarvoor hebben berust in het uitblijven van een besluit. Onder die omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat het beroep onredelijk laat is ingediend, zodat het beroep, voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door het college van gedeputeerde staten, eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. 2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Fransen lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008 407-584.